Wat is het doel van mijn leven?
Dit is een vraag die veel mensen zichzelf stellen. Als we haar vanuit biologisch standpunt benaderen, is het antwoord eenvoudig: in leven blijven en reproduceren. Het gaat dan om overleven van de soort, of zelfs om overleven van je genen. Je bent je lichaam. Je lichaam is gewoon een voertuig dat ervoor zorgt dat je genen zichzelf reproduceren.
Een andere opvatting is die van de traditionele religie. Deze beweert iets heel anders: God heeft ons geschapen en we zijn hier om Hem te dienen.
Beide opvattingen hebben een diepgaande invloed op onze cultuur.
Iets buiten ons bepaalt ons doel: dat hebben ze met elkaar gemeen. Als individu zijn we niet belangrijk. We zijn er ofwel voor het overleven van de soort, ofwel voor het dienen van een God die boos op ons wordt als we dat niet doen. Onze mening wordt niet gevraagd. Wij doen er niet toe.
Ook de samenleving waarin we geboren worden benadert ons zo.
Zeker vroeger was dit het geval. Als meisje moest je thuis je moeder helpen en later trouwen; dat betekende thuis blijven, voor de kinderen zorgen en je man dienen. Iets leren, jezelf ontplooien, je eigen weg zoeken was er niet bij: dat was hoogst onvrouwelijk en dus zonder meer slecht.
Als jongen was je niet veel beter af. Je leerde je gevoelens te onderdrukken. Gevoelens waren immers iets voor meisjes, niets voor jongens. Ze stonden een mannelijke toekomst in de weg. Je moest later immers geschikt zijn voor harde lichamelijke arbeid en eventueel als soldaat in staat zijn om te doden. Je eigen wensen, je eigen ideeën deden er niet toe. Die konden alleen maar gevaarlijk zijn voor een maatschappij, die gebaat was bij gehoorzaamheid van haar burgers; en dat gold nog sterker in een oorlogssituatie, waarin strikte gehoorzaamheid aan de bevelen werd vereist.
De samenleving bepaalde dus je toekomst. Om te overleven moest je haar doelstellingen wel tot je eigen doelstellingen maken.
Kortom, tot voor kort werd het doel van je leven bepaald door externe factoren: God, de grenzen van je lichamelijkheid, de maatschappij.
Dit bedoel ik dus duidelijk niet met "Het doel van je leven vinden." Wat dan wel? Betekenisvol zijn voor jezelf , en niet voor iemand of iets anders. Je levensdoel hoort van binnenuit te komen, niet van buitenaf; het hoort dus uit jezelf te komen.
Natuurlijk zullen veel religieuze en wereldlijke autoriteiten een dergelijke doelstelling als egoïstisch bestempelen. Zij menen immers baat te hebben bij gehoorzame, gewillige dienaren van hun belangen, en niet bij mondige, autonome individuen.
Wat zegt het over mij als mens, dat ik in staat ben een levensdoel te creëren voor mezelf?
Normaal is het zo dat het doel van iets door factoren van buitenaf bepaald wordt. Bijvoorbeeld, wij bepalen wat het doel van een stoel is, de stoel zelf niet. Zeker vroeger gold dit ook voor de meeste mensen. Je omgeving, met name je ouders en de maatschappij – bepaalden wat je ging doen met je leven. Je vormde dan een onderdeel van een grote causale keten van oorzaak en gevolg; hoe het in het verleden was gegaan bepaalde jouw toekomst. Zo lijkt de wereld om ons heen in elkaar te zitten: alles wat er gebeurt heeft een oorzaak in het verleden.
Echter als je als mens in staat bent je eigen levensdoel te creëren dan betekent dit dat er iets in je zit dat in staat is deze keten van oorzaak en gevolg te doorbreken.
Omdat alle processen die zich in de tijd, en de fysieke ruimte om je heen, afspelen een onderdeel zijn van deze keten betekent dit dat er in jou een bron is die tijd en ruimte overstijgt: het bewustzijn. Dit maakt je tot autonoom mens. Je stelt je onafhankelijk op. In eerste instantie binnen de grenzen en gegevenheden van de maatschappij en je persoonlijkheid, je kleine ik. Echter, via je bewustzijn kun je boven die grenzen uitstijgen, en ernaar kijken, erop reflecteren. Via je bewustzijn kun je teruggaan naar het verleden en een blik werpen op de toekomst. Door je bewustzijn kun je boven de grenzen van je tijdelijkheid uitstijgen.
Het creëren van je levensdoel krijgt daardoor nog een diepere betekenis: het is een vorm van schepping: vanuit het domein van het tijdloze manifesteren wij onszelf in deze wereld. Dit is schepping: wij zijn onze eigen scheppers.
Als mijn oorsprong alleen binnen de tijd – in het verleden- ligt, kan ik nooit mijn eigen schepper zijn. Immers, binnen het kader van de tijd kan ik mezelf niet scheppen voordat ik bestond. In dat geval zouden we moeten concluderen dat er iets voor mijn geboorte bestond dat mij gecreëerd heeft: in een materialistische kijk op de werkelijkheid zijn dat mijn ouders.
Dus als de vraag ‘Wat is het doel van mijn leven?’ enige betekenis heeft, dan zijn er twee delen van mij: het scheppende deel, dat bestaat buiten de tijd, en mijn aardse persoonlijkheid, die bestaat in de tijd. Beide ben ik: het grote ik en het kleine ik; het scheppende ik en het ervarende ik; het goddelijke ik en het menselijke ik. Mijn ziel en mijn persoonlijkheid. Het kleine ik leeft niet alleen op aarde, het leeft ook in het grote ik, alle ervaringen van dat kleine ik maken deel uit van het grote ik.
Het doel van mijn leven is bekend bij mijn grote ik: dus als ik - het kleine ik - mijn levensdoel wil weten, is de allereerste stap dat ik me bewust word van mijn grote goddelijke ik. Wat wij ons bewustzijn noemen is in feite het grote ik dat het kleine ik ‘beleeft’.
Het feit dat we deze vraag kunnen stellen, is een teken dat we tot op zekere hoogte contact hebben met ons grote ik, of meer traditioneel gesproken, met onze ziel.
Het ontdekken van wat ons levensdoel is kunnen we bereiken via een drietal stappen.
Stap 1: Bewust worden van het Grote Ik.
Stap één in het vinden van ons levensdoel is bewustwording van het grote ik, onze ziel.
Waar kunnen we dit grote ik vinden? Natuurlijk niet in de buitenwereld, maar in ons zelf. Hierbij krijgen we met drie belangrijke obstakels te maken. Het eerste is dat we niet gewend zijn onze aandacht naar binnen te richten. Proberen we dat, dan lukt dat meestal maar voor korte tijd; al snel dalen onze gedachten af naar iets buiten ons: meestal naar een van de zaken die ons dagelijks bezig houden.
Het tweede obstakel is van psychologische aard: we kunnen niet geloven dat we er toe doen, dat we belangrijk zijn. We kunnen ons niet voorstellen dat er iets groots in ons is, iets eeuwigs.
Ook het derde obstakel is van psychologische aard: we zijn ervan overtuigd dat we onwaardig zijn. Vanaf de preekstoel hebben kerkelijke vertegenwoordigers eeuwen lang beweerd dat de mens van nature zondig, slecht is: dat heeft zijn sporen nagelaten, zijn invloed gehad op ons mensbeeld, op ons gevoel van eigenwaarde.
Ook in veel literaire werken komt het beeld naar voren dat de uiterlijke beschaving van de mens niet meer is dan een dun vernisje. Daaronder zit zijn slechtheid verborgen, die de mens het liefst verborgen houdt: daarom zijn zo weinigen van ons open en spontaan, daarom zijn we geneigd ons af te sluiten voor de ander.
Hoe krijg je mensen zo ver dat ze gaan denken dat ze slecht zijn?
Daar zijn allerlei manieren voor. Die komen daarin overeen dat ze zorgen voor een onderdrukkingsmechanisme. Om te beginnen laat je mensen geloven dat seks en seksuele fantasieën slecht zijn. Vervolgens dat mannen en vrouwen heel anders horen te zijn. En wel zo dat een vrouw het mannelijke in zich zelf als slecht gaat zien en een man het vrouwelijke in zichzelf. Als je mensen zo ver hebt gekregen, gaan ze niet alleen slecht over zichzelf denken, maar zijn ze ook niet langer in staat om leden van de andere sekse fatsoenlijk te benaderen en behandelen. Het gevolg is een zichzelf in stand houdend systeem van strijd tussen de seksen: een strijd die een afspiegeling is van hun innerlijke gespletenheid en zelfhaat.
Ook al is er veel aan het veranderen, toch zitten we nog steeds met deze erfenis opgescheept.
Wat is het gevolg hiervan? Dat we niet in staat zijn onszelf lief te hebben. Wie kan zichzelf volledig liefdevol omarmen?
Door ons onvermogen onszelf lief te hebben zeggen we tegelijkertijd ‘nee’ tegen het hogere in ons, ‘nee’ tegen de bron van onvoorwaardelijke liefde in ons hart. We laten het grote ik, de zingever van ons leven, niet toe in ons dagelijks leven. We blijven liefde en zingeving buiten ons zoeken.
Hoe overwinnen we deze obstakels?
De eerste stap is naar binnen gaan om je te concentreren op je innerlijke wereld. Je probeert dit door bijvoorbeeld je ademhaling te volgen. Maar al snel komen er gedachten, of voel je ergens in
je lichaam een spanning of een pijntje. Hoe kun je hier het beste mee omgaan?
Er zijn altijd gedachten of beelden die binnen dwarrelen: over iets wat je van te voren hebt meegemaakt of iets wat je al langer bezig houdt; of gevoelens van boosheid of verdriet melden zich.
Ga bij emoties en pijn naar de plekken die je aandacht vragen, accepteer ze en omring ze met liefde. Vervelende dingen die zich onaangemeld aandienen, hebben vaak te maken met zaken die we onderdrukken. We helen onszelf door dit alles liefdevol te accepteren, door er helemaal vanuit ons hart onvoorwaardelijk ja tegen te zeggen.
Dit is een heel krachtig middel om met innerlijke stoorzenders tijdens je meditatie om te gaan. Sluit je ogen en voel waar de plaatsen van pijn, spanning, boosheid en angst in je lichaam zitten. Dit zijn de plaatsen die om aandacht vragen, die jouw liefde en licht nodig hebben. Geef ze die.
Als je bijvoorbeeld ergens woede voelt, stel je dan voor dat er op die plaats een boos kind zit. Gebruik gewoon je fantasie. Verbeelding is een krachtig hulpmiddel waarmee we contact kunnen maken met de innerlijke wereld. Mensen verwerpen vaak de verbeelding als iets dat niet echt is en dus geen echte waarde heeft. Maar besef dat alle grote kunstwerken, zoals de Mona Lisa, de piramiden, meesterlijke romans en gedichten, beeldhouwwerken, films en toneelstukken, prachtige opera’s en symfonieën, besef dat al deze wonderbaarlijke creaties voortkwamen uit de menselijke verbeelding. Je verbeeldingskracht is uiterst persoonlijk, uniek; ze vertelt je altijd iets over jezelf.
Gebruik je verbeeldingskracht om in contact te komen met je innerlijk kind. Luister naar dit kind, wees open en houd ervan. Dit kind is een deel van jou, misschien een deel van jou dat je lange tijd hebt verwaarloosd, en misschien een deel van jou dat een belangrijke boodschap voor je heeft.
Als we onszelf dit toestaan, als we al die onderdrukte delen van onszelf zien zonder enig oordeel, als we al die delen van onszelf accepteren en liefhebben, dan worden we de waarnemers van ons kleine zelf, van onze persoonlijkheid. En dan gebeurt er iets moois: door onze persoonlijkheid op deze manier waar te nemen verschuift ons bewustzijn naar het grote ik.
Als we onszelf de vraag stellen "wat is het doel van mijn leven?", dan geven we hiermee eigenlijk aan dat we het antwoord niet kennen, dat we het antwoord buiten onszelf moeten zoeken Maar het antwoord ligt binnen in ons, in onze ziel.
Hoe komen we hiermee in contact? Door zelfacceptatie. Hoe meer we onszelf accepteren, des te minder beoordelen we onszelf; en hoe meer we waardering en liefde voor onszelf gaan voelen, des te meer komen we in contact komen met onze ziel.
We vinden het antwoord niet door de vraag te stellen aan onze ziel, aan het grote ik; we vinden het door dat grote ik te worden.
Samenvattend: bewustwording van het grote ik ontstaat door het kleine ik liefdevol te aanvaarden.
Stap 2: Bewustwording van blokkades
Ons kleine zelf is gevuld met ideeën, gedachten en gevoelens die ontstaan als reactie op de buitenwereld. Omdat de meeste ideeën in de buitenwereld gebaseerd zijn op angst, blokkeren deze ideeën de energie van onze ziel, die gebaseerd is op liefde. Sommige van deze ideeën lijken zo vanzelfsprekend dat we ons nauwelijks kunnen voorstellen dat ze niet waar zijn.
Wat ons levensdoel ook is, we zullen het nooit kunnen vervullen zolang we ideeën omhelzen die gebaseerd zijn op angst. Het is daarom belangrijk om deze ideeën te herkennen en los te laten.
Wat zijn deze ideeën?
Allereerst is er onze primaire reactie op de op angst gebaseerde energieën vanuit de samenleving, waar we aan blootgesteld zijn. We voelen dat we daar niet in passen, dat we anders zijn. We moeten veranderen, opgroeien, volwassen worden. Dat laatste betekent: wegdrukken wie we zijn en de normen van de samenleving verinnerlijken. Het resultaat daarvan is een toestand van permanente zelfveroordeling.
Door onszelf voortdurend te veroordelen, onderdrukken we de energie van onze ziel met als gevolg een gebrek aan zelfliefde.
Het antwoord op dit probleem zoeken we vervolgens buiten onszelf. En zo begint de grote zoektocht naar liefde. We geloven dat de wereld als geheel niet in ons geïnteresseerd is en dat we heel hard moeten werken om een beetje liefde van iemand te verdienen.
Een ander gevolg van de onderdrukking van onze ziel is een gevoel van machteloosheid. We gaan geloven dat we geen controle hebben over ons eigen leven. Andere mensen hebben de macht, niet wij.
Ook gaan we, doordat we ons als afgescheiden van onze ziel ervaren, geloven dat alles van elkaar gescheiden is en wij van alles.
We zijn niet alleen gescheiden van andere mensen door muren en grenzen, maar ook van andere planeten binnen ons zonnestelsel en de ontelbare zonnestelsels daarbuiten in een immense ruimte.
Er zijn dus in feite vier angsten die we verinnerlijken, ons als het ware eigen maken, en die het contact met de ziel belemmeren.
De angst voor tekort in het algemeen, en tekort aan liefde in het bijzonder.
De angst voor machteloosheid.
De angst voor afscheiding.
De angst om minderwaardig te zijn.
Om deze angsten te overwinnen, moeten we ons er eerst bewust van worden. We kunnen dit doen door de volgende ideeën één voor één te omarmen:
Ik ben een bron van liefde en overvloed.
Ik ben een krachtige schepper.
Ik ben innerlijk verbonden met alles.
Ik ben een onmisbaar deel van het universum; zonder mij zou het niet compleet zijn.
Wanneer je een van deze gedachten omarmt, bijvoorbeeld: Ik ben een bron van liefde, voel je waarschijnlijk meteen weerstand. Hoogstwaarschijnlijk verschijnt er een gedachte die dit idee direct afwijst. Gebruik nu je verbeelding. Stel je voor dat er ergens in je een persoon is die deze afwijzende gedachte verwoordt, bijvoorbeeld door te zeggen dat het idee dat je een bron van liefde bent, belachelijk of niet realistisch is.
Neem de tijd om deze persoon te bestuderen. Waar komt hij of zij vandaan? Het is zeer waarschijnlijk een stem uit het verleden, misschien die van een van je ouders. Maar als je het even laat bezinken, zul je je realiseren dat het een stem van buiten is.
De stem komt niet van binnenuit, hij is niet echt van jou.
Het is een stem die op de één of andere manier zijn oorsprong vindt in de angsten en ideeën van de menselijke samenleving.
Zeg dan nog eens: "Ik ben een bron van liefde." Voel waar de oorsprong van deze stem ligt: die ligt beslist in een eeuwige wereld van licht en liefde, het domein van de ziel, jouw oorsprong.
Omhels dus de gedachte: "Ik ben een bron van liefde." Herhaal dit meerdere keren per dag. En voel steeds de bron van die stem.
En elke keer dat je één van deze positieve gedachten herhaalt, let dan op de negatieve reactie in jezelf. Bestudeer die met behulp van je verbeelding. Waarschijnlijk zul je tot de conclusie komen dat de oorsprong van al die negatieve overtuigingen buiten jezelf ligt. Je hebt ze geïnternaliseerd.
Hoe meer je je daarvan bewust wordt, des te makkelijker wordt het om ze los te laten. Zo ontstaat er ruimte in jezelf, ruimte voor jouw eigen licht: het grote ik.
Stap 3: Het doel van je leven: stralen
Wat is het doel van je leven?
Dit is natuurlijk voor ieder van ons anders. Niettemin kan worden gezegd dat wanneer de energie van je ziel vrijelijk de wereld instroomt, wanneer je je meest authentieke ware zelf in de wereld uitdrukt, je het doel van je leven hebt gevonden. Je straalt dan.
Voor mensen die dit al doen, is de vraag simpelweg verdwenen; ze voelen het, ze weten het. Ze lijken een beetje op gelukkige kinderen die in de zon spelen, genieten van het leven, ze zijn zorgeloos in het moment. De grote vragen doen er niet zoveel toe, omdat een grote vraag vaak een teken van ongeluk is. Iemand die echt gelukkig is, vraagt gewoonlijk niet: "Waarom ben ik hier? Wat is mijn doel? " Gelukkig zijn is in feite het antwoord op deze vragen.
Toch zijn veel mensen ongelukkig en vragen zich af waarom ze hier zijn. Ze voelen zich niet welkom in deze wereld. De op angst gebaseerde energieën van onze samenleving zijn zodanig dat ze de energie van het grote ik onderdrukken. De wereld wil dat we klein zijn, wil dat we ons conformeren en gehoorzamen. Ze wil alleen het kleine ik, en niet het grote. En tijdens onze jeugd maken we ons deze ideeën van de wereld eigen, en daarmee verwerpen we tegelijk het grote ik. Als gevolg daarvan voelen we ons niet echt gelukkig en beginnen we de grote vragen te stellen.
Wat is dan het doel van ons leven?
Ten eerste ons bewust worden van het grote ik. Maar dat is niet alles. Ook ons kleine ik is heel belangrijk. Als je het doel van je leven wilt vinden, moet je je aardse persoonlijkheid niet verwerpen. Je kunt er op vertrouwen dat je aardse persoonlijkheid er niet voor niets is: ze is een essentieel onderdeel dat je nodig hebt om het doel van je leven te realiseren.
Als we ons bewust worden van het grote ik, worden we ons bewust van een bijna oneindig potentieel.
We kunnen het kleine ik vergelijken met een stuk gekleurd glas dat alleen bepaalde stralen zonlicht doorlaat. De zon staat voor het grote ik, het stuk gekleurd glas voor het kleine ik. In deze vergelijking staan eventuele schaduwen of vlekken op het glas voor onze angsten en voor onze op angst gebaseerde ideeën. Op dezelfde manier filtert het kleine ik de energie van de ziel, waardoor alleen bepaalde aspecten van haar energie in deze wereld kunnen stromen.
Om dit filter correct te laten werken, zijn drie stappen vereist.
Allereerst moeten we het filter schoonmaken
Dit gebeurt door je bewust te worden van oude angsten. Dit kun je vergelijken met het reinigen van het glas. Ten tweede moeten we ons bewust worden van het bestaan van het grote ik en het erkennen. Wanneer het glas niet meer bevlekt is, kan het zonlicht er doorheen stromen. En tot slot is het noodzakelijk om te weten hoe het filter werkt. Welke kleur heeft het glas? Welk deel van de zielsenergie wil het laten schijnen in de samenleving?
Bij het zoeken naar de zin van je leven kunnen zich twee problemen voordoen. Wanneer we die problemen verwoorden in de lijn van de analogie met het gekleurde glas bestaat het eerste probleem hierin dat het glas niet schoon is: het is bevlekt, het laat het licht niet ongehinderd door. De vlekken op het glas staan voor onze op angst gebaseerde gedachten en overtuigingen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan iemand die van nature artistiek is, maar bang voor tekort. Zo iemand kan dan gaan denken hard te moeten werken om rond te kunnen komen. Hij gaat dan niet werken vanuit zijn innerlijke bron, vanuit zijn creativiteit, maar vanuit zijn angst voor tekort. Uiteindelijk zal hij zich ongelukkig gaan voelen, zich afvragen: “Is dit nu alles? Wat is eigenlijk de zin van mijn leven?”
Het tweede probleem dat zich kan voordoen is dat iemand zich niet bewust is van de kleur van zijn glas, waardoor hij meent alle licht te kunnen doorlaten. Zo iemand is zich niet bewust van de beperkingen van zijn persoonlijkheid. Hij of zij meent bijvoorbeeld de hele wereld te kunnen redden en veranderen, iedereen onbeperkt liefde te kunnen geven. Dit moet wel uitlopen op diepe teleurstelling of kan zelfs traumatische ervaringen tot gevolg hebben.
Om ons levensdoel te vinden is er dus niet alleen bewustzijn van de ziel, maar ook bewustzijn van de persoonlijkheid nodig: de kleur van het glas
Bewustzijn van de persoonlijkheid is wat we het ego noemen; naarmate we ons meer bewust zijn van onze persoonlijkheid, hebben we een groter ego. Mensen met een groot ego vinden hun eigen persoonlijkheid heel belangrijk. Dat lijkt problematisch, maar het omgekeerde, gebrek aan bewustzijn van de werking van het ego, is dat zeker. Dit leidt tot gebrek aan inzicht in de eigen persoonlijkheid, en dus tot gebrek aan zelfkennis. Bij gebrek aan ego leveren we ons uit aan de energieën van onze omgeving.
Erken dus je ego, wees je bewust van je persoonlijkheid. Dan weet je wat je echt wil: je ontdekt de kleur van je eigen filter. Als je dit eenmaal begrijpt vanuit je ware zelf – het grote ik - zul je het doel van je leven kennen. Wanneer dit duidelijk wordt, kun je beginnen de energie van je ziel uit te drukken volgens je eigen kleur, volgens je eigen persoonlijkheid; en je hebt je ego nodig om dit te kunnen doen. Het is je ego dat ‘nee’ zegt tegen energieën van buitenaf, die je willen gebruiken of domineren. Je hebt je ego ook nodig om de energie van je ziel in te dammen en te focussen, om te genieten van het leven.
Tot slot: wat is een doel eigenlijk?
Als we aan het woord ‘doel’ denken, denken we heel sterk vanuit aardse termen. Een doel is dan iets dat je in de toekomst wilt bereiken, iets waar je naar streeft. En dan? “Het bezitten van de zaak is het einde van het vermaak,” is een oud en zeer toepasselijk gezegde.
Het woord doel betekent voor de ziel iets heel anders dan voor onze persoonlijkheid. Voor de ziel doet tijd er eigenlijk niet toe.
Als er geen tijd is, wat betekent het woord doel dan eigenlijk?
Als er geen doelen zijn in de toekomst, is het enige doel: zin vinden in het nu. Zin vinden in het nu kan alleen als je vrede hebt met het nu. Vrede hebben met het nu kan alleen als je vrede hebt met jezelf.
Misschien is wel het ware doel van onze ziel: alle uiterlijke doelen loslaten en vrede vinden met onszelf zoals we hier en nu zijn.
Stel je eens voor dat je nu op dit moment helemaal vrede vindt met jezelf. Geen strijd meer.
Voel eens wat een rust dat geeft, en zin in het leven…
© Gerrit Gielen